Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
8 december 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 december 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 19 december 2019. De verdachte, geboren in 1962, was in hoger beroep veroordeeld voor moord op zijn moeder door het toedienen van een dodelijke hoeveelheid oxycodon. De Hoge Raad ontving cassatiemiddelen van de verdachte, ingediend door zijn advocaat Th.J. Kelder. De advocaat-generaal P.C. Vegter concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het ging om de toepassing van vervangende hechtenis bij schadevergoedingsmaatregelen. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, behalve voor de vervangende hechtenis.
De Hoge Raad oordeelde dat de vervangende hechtenis die was opgelegd bij de schadevergoedingsmaatregelen niet in overeenstemming was met de wet. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof voor zover deze vervangende hechtenis betrof en bepaalde dat in plaats daarvan gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling, omdat het de toepassing van vervangende hechtenis bij schadevergoedingsmaatregelen verduidelijkt en de mogelijkheid van gijzeling introduceert als alternatief.
De uitspraak van de Hoge Raad is een belangrijke stap in de strafrechtelijke procedure en biedt duidelijkheid over de rechtspositie van de verdachte in het kader van schadevergoedingsmaatregelen. De Hoge Raad heeft de overige klachten van de verdachte verworpen, wat betekent dat de veroordeling voor de moord op zijn moeder in stand blijft, maar de wijze van uitvoering van de schadevergoedingsmaatregelen is aangepast.