ECLI:NL:HR:2020:1921
Hoge Raad
- Cassatie
- M.E. van Hilten
- E.N. Punt
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- E.F. Faase
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake omzetbelasting
In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 februari 2019, waarin het hoger beroep van belanghebbende, [X] B.V. te [Z], werd behandeld. De zaak betreft een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan omzetbelasting over het tijdvak van 1 juli 2012 tot en met 30 september 2012. De Hoge Raad heeft de middelen die door de Staatssecretaris zijn ingediend beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 31 augustus 2020 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie, maar de Hoge Raad heeft deze conclusie niet gevolgd. De Staatssecretaris is veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, die zijn vastgesteld op € 1.969 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het arrest is openbaar uitgesproken op 4 december 2020, waarbij de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond heeft verklaard en het griffierecht van € 519 heeft opgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën.