Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
1 december 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 december 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door de advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het betreft de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het cassatiemiddel slaagt, omdat de toepassing van vervangende hechtenis in deze context niet correct was. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover deze betrekking had op de vervangende hechtenis en bepaald dat in plaats daarvan gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, conform artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering. De overige klachten van de verdachte zijn door de Hoge Raad verworpen, zonder dat verdere motivering nodig was, aangezien deze niet van belang waren voor de ontwikkeling van het recht. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.