In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 december 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 11 december 2019. De verdachte, geboren in 1960, was veroordeeld voor eendaadse samenloop van gekwalificeerde doodslag en diefstal met geweld, wat resulteerde in de dood van een slachtoffer in een café in Rotterdam. De Hoge Raad heeft de verdachte een gevangenisstraf van 10 jaar en 6 maanden opgelegd, naast TBS. De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het ging om de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak, behalve voor de vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast in plaats van vervangende hechtenis. De schriftuur die namens de benadeelde partij was ingediend, voldeed niet aan de wettelijke eisen en bleef daarom onbesproken. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover het ging om de vervangende hechtenis en het beroep voor het overige verworpen.