ECLI:NL:HR:2020:1886

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
26 november 2020
Zaaknummer
20/02152
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening zorgmachtiging en klachten over de wijze van horen in verband met COVID-19

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 november 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van betrokkene, die een zorgmachtiging had aangevraagd. De zaak betreft klachten over de wijze van horen door de rechtbank in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en het medisch onderzoek door een onafhankelijke psychiater. Betrokkene had eerder beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 16 april 2020, waarin de zorgmachtiging was verleend. De Hoge Raad verwijst naar deze beschikking voor het verloop van het geding in feitelijke instantie. De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam was niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het cassatieberoep te verwerpen. De advocaat van betrokkene heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd. Na beoordeling van de klachten heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/02152
Datum27 november 2020
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT ROTTERDAM,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/10/594436 / FA RK 20-2398 van de rechtbank Rotterdam van 16 april 2020.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van betrokkene heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, M.J. Kroeze en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
27 november 2020.