Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
27 november 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 november 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van betrokkene, die een zorgmachtiging had aangevraagd. De zaak betreft klachten over de wijze van horen door de rechtbank in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en het medisch onderzoek door een onafhankelijke psychiater. Betrokkene had eerder beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 16 april 2020, waarin de zorgmachtiging was verleend. De Hoge Raad verwijst naar deze beschikking voor het verloop van het geding in feitelijke instantie. De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam was niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het cassatieberoep te verwerpen. De advocaat van betrokkene heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd. Na beoordeling van de klachten heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.