ECLI:NL:HR:2020:1863

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
19/03783
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op inbeslaggenomen bouwmachines en beoordeling van rechthebbendheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een klaagschrift over de teruggave van inbeslaggenomen bouwmachines. De rechtbank Noord-Holland had eerder op 27 mei 2019 de klacht van de klaagster ongegrond verklaard, waarbij de vraag centraal stond of de rechtbank had moeten beoordelen of de inbeslaggenomen bouwmachines terecht waren teruggegeven aan derden in plaats van aan de klaagster. De Hoge Raad heeft de volgende vragen in overweging genomen: 1. Had de rechtbank op basis van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) moeten oordelen over de teruggave? 2. Welke eisen moeten worden gesteld aan de vraag wie redelijkerwijs rechthebbende is in het kader van artikel 116.3 Sv? 3. Is het oordeel van de rechtbank dat de klaagster onvoldoende onderzoek heeft verricht en dat zij daarom niet kan aantonen dat zij de bouwvoertuigen te goeder trouw heeft verkregen, onbegrijpelijk? De Hoge Raad heeft de klachten van de klaagster beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de klaagster verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/03783 B
Datum24 november 2020
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 27 mei 2019, nummer RK 18/007086, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster],
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 november 2020.