ECLI:NL:HR:2020:1847
Hoge Raad
- Cassatie
- M.E. van Hilten
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën en de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid). De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen die aan belanghebbende was opgelegd. Belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die de naheffingsaanslag had bevestigd. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch had op 24 oktober 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, maar belanghebbende was het niet eens met deze uitspraak en heeft cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de door belanghebbende voorgestelde middelen beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze middelen niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de beoordeling van de middelen niet noodzakelijkerwijs vragen opriep die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.