ECLI:NL:HR:2020:1827
Hoge Raad
- Cassatie
- M.E. van Hilten
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch over belasting van personenauto’s en motorrijwielen
In deze zaak heeft belanghebbende, een persoon gevestigd te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 oktober 2019, nummer 18/00199. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, nummer BRE 17/178, waarin het ging om een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen. Tevens verzocht belanghebbende om toekenning van een dwangsom wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar.
De Hoge Raad heeft de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld tegen de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft gegeven. Na beoordeling van de ingediende middelen heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 20 november 2020 door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.