ECLI:NL:HR:2020:1825

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
19/03450
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Gelderland over belasting van personenauto’s en motorrijwielen

In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 25 juni 2019, waarin het verzet van belanghebbende tegen eerdere uitspraken over door haar op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen werd behandeld. De Rechtbank had in deze eerdere uitspraken de belastingaanslagen bevestigd, waartegen belanghebbende zich had verzet. De Hoge Raad heeft de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld, beoordeeld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Na beoordeling van de ingediende middelen heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2020 door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/03450
Datum20 november 2020
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 25 juni 2019, nrs. AWB 18/3986, AWB 18/3989 en AWB 18/3990, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2020.