ECLI:NL:HR:2020:1818
Hoge Raad
- Cassatie
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- E.F. Faase
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van erfgenamen tegen de Staatssecretaris van Financiën inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de erfgenamen van [X], die gewoond hebben te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie is gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 18 september 2019, nummer BK-18/01090. Deze uitspraak volgde op een hoger beroep van de Inspecteur tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nummer SGR 18/4315) betreffende een aan [X] opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2012, alsook de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.
De belanghebbenden hebben een aantal middelen voorgesteld in hun cassatieberoep. De Minister van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna de belanghebbenden een conclusie van repliek hebben ingediend. De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, en de raadsheren L.F. van Kalmthout en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 20 november 2020.