ECLI:NL:HR:2020:1805

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
15 november 2020
Zaaknummer
19/02111
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over gewelddadige woninginbraak en vervangende hechtenis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 16 april 2019. De zaak betreft een gewelddadige woninginbraak in Hoofddorp, waarbij de verdachte is beschuldigd van medeplegen van poging tot diefstal met geweld, zoals omschreven in artikel 312.2 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat B.P.J. van Riel. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het gaat om de vervangende hechtenis die is opgelegd bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer.

De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft echter ambtshalve de uitspraak van het hof vernietigd voor zover vervangende hechtenis is toegepast, in overeenstemming met eerdere beslissingen. De Hoge Raad heeft bepaald dat in plaats van vervangende hechtenis, gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, zoals geregeld in artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak van het hof is dus vernietigd, maar het beroep van de verdachte is voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02111
Datum17 november 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 16 april 2019, nummer 23-000891-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.P.J. van Riel, advocaat te Ede (Gld), bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer vervangende hechtenis is toegepast, tot bepaling dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

3.1
Het hof heeft de verdachte de verplichting opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer het in het arrest vermelde bedrag te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het in het arrest genoemde aantal dagen hechtenis.
3.2
De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof ambtshalve vernietigen voor zover daarbij vervangende hechtenis is toegepast, overeenkomstig hetgeen is beslist in HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer vervangende hechtenis is toegepast;
- bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 november 2020.