ECLI:NL:HR:2020:1803

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
13 november 2020
Zaaknummer
19/03584
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van uitspraak wegens nietigheid van proces-verbaal in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat J. Kuijper. De advocaat-generaal E.J. Hofstee concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de zaak.

De kern van het cassatiemiddel was dat het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 26 juli 2019 niet overeenkomstig artikel 327 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) was vastgesteld en ondertekend. De Hoge Raad oordeelde dat het proces-verbaal niet door de rechter die over de zaak had geoordeeld was vastgesteld en ondertekend, wat in strijd is met de vereisten van artikel 327 Sv. Dit verzuim kon niet worden gecompenseerd door de ondertekening door de griffier en de afdelingsvoorzitter, aangezien de wet expliciet vereist dat de rechter die de zaak heeft behandeld het proces-verbaal ondertekent.

De Hoge Raad concludeerde dat de enkele vermelding van de "ontstentenis van de voorzitter" niet voldoende was om het verzuim te rechtvaardigen. Het verzuim leidde tot de nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de daaropvolgende einduitspraak. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kon worden berecht en afgedaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/03584
Datum17 november 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 26 juli 2019, nummer 22/000100-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 26 juli 2019 niet overeenkomstig artikel 327 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is vastgesteld en ondertekend.
2.2
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich
(i) een proces-verbaal van de terechtzitting van het hof (enkelvoudige kamer) van 26 juli 2019, bladzijden 1 en 2, en
(ii) een aantekening mondeling arrest als bedoeld in artikel 425 lid 3 Sv, bladzijden 3-5.
De Hoge Raad begrijpt dat de onder i en ii bedoelde stukken tezamen vormen het proces-verbaal van de terechtzitting waarin het mondeling arrest is aangetekend, als bedoeld in artikel 425 lid 3 Sv.
Deze aantekening mondeling arrest is aan het slot voorzien van twee handtekeningen en houdt onder meer in: “Dit proces-verbaal is bij ontstentenis van de voorzitter door de griffier vastgesteld en ondertekend en voor gezien mede ondertekend door [betrokkene 1], afdelingsvoorzitter.”.
2.3
Artikel 327 Sv, dat op grond van artikel 415 lid 1 Sv ook in hoger beroep van toepassing is, luidt:
“Het proces-verbaal wordt door den voorzitter of door een der rechters, die over de zaak heeft geoordeeld, en den griffier vastgesteld en zoo spoedig mogelijk na de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting en in elk geval binnen den in het eerste lid van artikel 365 vermelden termijn onderteekend. Voor zoover de griffier tot een en ander buiten staat is, geschiedt dit zonder zijne medewerking en wordt van zijne verhindering aan het slot van het proces-verbaal melding gemaakt.”
2.4.1
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 26 juli 2019 is niet door de rechter die over de zaak heeft geoordeeld vastgesteld en ondertekend overeenkomstig artikel 327 Sv. Aan dat verzuim doet niet af dat dit proces-verbaal wel is vastgesteld en ondertekend door de griffier. Op grond van de tweede volzin van artikel 327 Sv kan vaststelling en ondertekening van het proces-verbaal door de rechter die over de zaak heeft geoordeeld, immers niet worden gemist.
2.4.2
De enkele onderaan het proces-verbaal vermelde grond dat sprake is van “ontstentenis van de voorzitter” – hetgeen kennelijk aanleiding heeft gegeven voor het “voor gezien” ondertekenen door de afdelingsvoorzitter – vormt niet een zodanig bijzondere omstandigheid dat het aan het in 2.4.1 bedoelde verzuim te verbinden gevolg van nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de naar aanleiding daarvan gegeven einduitspraak achterwege kan blijven.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 november 2020.