Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
17 november 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 juli 2019. De verdachte, geboren in 1960, was aangeklaagd voor belaging, meermalen gepleegd, en mishandeling. De Hoge Raad heeft zich gebogen over verschillende aspecten van de zaak, waaronder de vraag of de voorzitter van het hof terecht een voice-recorder van de verdachte uit de zittingszaal heeft laten verwijderen, en of de klachten over belaging gegrond zijn.
Daarnaast heeft de Hoge Raad zich ambtshalve uitgelaten over de toepassing van vervangende hechtenis in het kader van schadevergoedingsmaatregelen. De advocaat-generaal B.F. Keulen had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor zover vervangende hechtenis was toegepast. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de uitspraak van het hof vernietigd moet worden voor zover daarbij vervangende hechtenis is toegepast, en dat in plaats daarvan gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, conform artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De beslissing van de Hoge Raad is daarmee een belangrijke uitspraak met betrekking tot de toepassing van vervangende hechtenis en de mogelijkheden van gijzeling in strafzaken.