In deze zaak hebben de eigenaars, hierna gezamenlijk aangeduid als [de eigenaars], cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een burenconflict over overbouw en de legalisering daarvan door middel van het vestigen van een erfdienstbaarheid. De eigenaars hebben in eerste instantie een procedure gevoerd bij de rechtbank Oost-Brabant, waar vonnissen zijn gewezen op 22 maart 2017 en 15 november 2017. Het hof heeft op 16 juli 2019 een arrest gewezen in de zaak, waartegen de eigenaars in cassatie zijn gegaan. De advocaat van de eigenaars, R.T. Wiegerink, heeft het cassatieberoep ingesteld, terwijl de buurman, vertegenwoordigd door advocaat M.J. van Basten Batenburg, een verweerschrift heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van de eigenaars over het arrest van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. Het is niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de eigenaars verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de buurman zijn begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.