ECLI:NL:HR:2020:1784

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
19/03839
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bijzondere zorgplicht van banken in adviesrelaties met betrekking tot rentederivaten

In deze zaak heeft Arkelhof Investment B.V. (hierna: Arkelhof) cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een geschil tussen Arkelhof en ING Bank N.V. (hierna: ING) over de bijzondere zorgplicht van de bank in het kader van een adviesrelatie met betrekking tot rentederivaten. De Hoge Raad heeft de klachten van Arkelhof over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het beroep van Arkelhof verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn begroot op € 6.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien Arkelhof deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak heeft voldaan. De uitspraak vond plaats op 13 november 2020 en werd openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/03839
Datum13 november 2020
ARREST
In de zaak van
ARKELHOF INVESTMENT B.V.,
gevestigd te Arkel,
EISERES tot cassatie,
hierna: Arkelhof,
advocaat: D. Rijpma,
tegen
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: ING,
advocaat: J. de Bie Leuveling Tjeenk.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/13/606447/HA ZA 16-411 van de rechtbank Amsterdam van 12 oktober 2016 en 7 juni 2017;
het arrest in de zaak 200.223.805/01 van het gerechtshof Amsterdam van 14 mei 2019.
Arkelhof heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
ING heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor ING toegelicht door haar advocaat en M.W.A. Schimmel.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Arkelhof heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt Arkelhof in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ING begroot op € 6.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Arkelhof deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
13 november 2020.