Voor de beoordeling van het cassatiemiddel zijn – naast het in de conclusie van de advocaat-generaal onder 6.8 weergegeven juridisch kader – in het bijzonder de volgende bepalingen van belang.
- Artikel 3.37 lid 1 van de Wet natuurbescherming:
“Het is verboden in strijd te handelen met bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen.”
- Artikel 3.14, aanhef en onder a, van de Regeling natuurbescherming:
“Als voorschriften als bedoeld in artikel 3.37, eerste lid, van de wet worden aangewezen:
a. de artikelen 4, eerste lid, eerste volzin, tweede lid, eerste volzin, derde en vierde lid, 5, eerste en vierde lid, eerste volzin, 6, derde lid, 8, eerste lid, in samenhang met het vijfde lid, en 9, eerste, vierde en vijfde lid van de CITES-basisverordening.”
- Artikel 3.38 lid 1 van de Wet natuurbescherming:
“Onverminderd artikel 3.37, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter bescherming van diersoorten of plantensoorten als bedoeld in de artikelen 3.1, 3.5, 3.10, eerste lid, of ter uitvoering van EU-verordeningen of EU-richtlijnen, regels worden gesteld over het verhandelen, bezit of verwerken van aan de natuur onttrokken dieren of planten, gefokte dieren, gekweekte planten, producten van dieren of planten, of eieren van dieren, met inbegrip van dieren en planten en schimmels of micro-organismen van uitheemse soorten als bedoeld in de verordening, genoemd in artikel 3.36, onderdeel c. (...)”
- Artikel 3.24 leden 2 en 3 van het Besluit natuurbescherming:
“2. Het is verboden dieren of planten van de soorten, genoemd in bijlage A, B, C of D bij de CITES-basisverordening, producten of eieren van deze dieren, of producten van deze planten onder zich te hebben.
3. Het is verboden dieren of planten van de soorten, genoemd in bijlage C of D bij de CITES-basisverordening, producten of eieren van deze dieren, of producten van deze planten te verhandelen.”
- Artikel 3.25 van het Besluit natuurbescherming:
“Het is verboden uit het wild afkomstige dieren van de soorten, genoemd in bijlage 1 bij dit besluit, onder zich te hebben of te verhandelen.”
- Bijlage 1 bij het Besluit natuurbescherming:
“boommarter (Martes martes)
bunzing (Mustela putorius)
damhert (Dama dama)
edelhert (Cervus elaphus)
haas (Lepus europaeus)
hermelijn (Mustela erminea)
konijn (Oryctolagus cuniculus)
ree (Capreolus capreolus)
steenmarter (Martes foina)
vos (Vulpes vulpes)
wezel (Mustela nivalis)
wild zwijn (Sus scrofa)”.
- Artikel 3.29 van het Besluit natuurbescherming:
“Het is verboden dieren, planten, producten, nesten of eieren van dieren of producten van planten van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, of genoemd in bijlage IV bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern, bijlage I bij het Verdrag van Bonn of bijlage A, B, C, of D van de CITES-basisverordening op andere plaatsen dan bij ministeriële regeling aangewezen douanekantoren Nederland binnen of buiten te brengen.”
- Artikel 4 lid 4 van Verordening (EG) 338/97 van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (hierna: de CITES-basisverordening):
“Specimens van de in bijlage D bij deze verordening genoemde soorten mogen slechts in de Gemeenschap worden binnengebracht, indien de nodige controles zijn verricht en vooraf in het douanekantoor aan de grens waar de specimens worden binnengebracht kennisgeving van invoer is gedaan.”
- Artikel 5 lid 1 en lid 4, eerste volzin, CITES-basisverordening:
“1. Specimens van de in bijlage A van deze verordening genoemde soorten mogen slechts uit de Gemeenschap uitgevoerd of wederuitgevoerd worden indien de nodige controles zijn verricht en vooraf bij het douanekantoor waar de uitvoerformaliteiten vervuld worden, een uitvoervergunning of wederuitvoercertificaat is voorgelegd, dat is afgegeven door een administratieve instantie van de Lid-Staat waar de specimens zich bevinden.
4. Specimens van de in de bijlagen B en C genoemde soorten mogen slechts uit de Gemeenschap uitgevoerd of wederuitgevoerd worden indien de nodige controles zijn verricht en vooraf bij het douanekantoor waar de uitvoerformaliteiten vervuld worden, een uitvoervergunning of wederuitvoercertificaat is voorgelegd die/dat werd afgegeven door een administratieve instantie van de Lid-Staat waar de specimens zich bevinden.”
- De bijlage bij de CITES-basisverordening:
“Opmerkingen over de interpretatie van de bijlagen A, B, C en D
(...)
6. De tekens “(I)”, “(II)” en “(III)” achter de naam van een soort of hoger taxon verwijzen naar de bijlagen bij de overeenkomst waarin de betrokken soorten zijn opgenomen, zoals aangegeven in de opmerkingen 7, 8 en 9. Indien geen van deze tekens is aangebracht, zijn de betrokken soorten niet in de bijlagen bij de overeenkomst opgenomen.
7. (I) achter de naam van een soort of hoger taxon betekent dat die soort of dat hogere taxon is opgenomen in bijlage I bij de overeenkomst.
8. (II) achter de naam van een soort of hoger taxon betekent dat die soort of dat hogere taxon is opgenomen in bijlage II bij de overeenkomst.
9. (III) achter de naam van een soort of hoger taxon betekent dat die soort of dat hogere taxon is opgenomen in bijlage III bij de overeenkomst. In dat geval wordt tevens het land aangegeven met betrekking waartoe de soort of het hogere taxon in bijlage III is opgenomen.
(...)