ECLI:NL:HR:2020:1750

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
9 november 2020
Zaaknummer
19/04199
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over belaging en beschadiging van een auto met betrekking tot vervangende hechtenis en gijzeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 29 augustus 2019. De verdachte, geboren in 1991, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaten P. van Dongen, R.J. Baumgardt en S. van den Akker, allen werkzaam in Rotterdam, hebben namens de verdachte een cassatiemiddel ingediend. De advocaat van de benadeelde partij, E.W.B. van Twist, heeft een verweerschrift ingediend. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het ging om de schadevergoedingsmaatregel waarbij vervangende hechtenis was opgelegd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast in plaats van vervangende hechtenis.

De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en vastgesteld dat het hof ten onrechte vervangende hechtenis heeft opgelegd. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover het de vervangende hechtenis betreft, en heeft bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. De overige klachten in het cassatiemiddel zijn niet tot vernietiging van de uitspraak geleid, en de Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor deze beslissing, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht.

In de beslissing heeft de Hoge Raad ook opgemerkt dat in deze cassatieprocedure geen veroordeling van de verdachte in de kosten van de benadeelde partij kan worden uitgesproken, zoals gevorderd in het verweerschrift van de benadeelde partij, omdat de schriftuur alleen een rechtspunt mag betreffen dat de civiele vordering raakt. De Hoge Raad heeft uiteindelijk de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen voor het gedeelte dat betrekking heeft op de vervangende hechtenis, en het beroep voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/04199
Datum10 november 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 29 augustus 2019, nummer 22-000277-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben P. van Dongen, R.J. Baumgardt en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat van de benadeelde partij, E.W.B. van Twist , heeft een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer vervangende hechtenis is toegepast, tot bepaling dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat het hof bij de schadevergoedingsmaatregel ten onrechte vervangende hechtenis heeft opgelegd.
2.2
Het hof heeft de verdachte de verplichting opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer het in het arrest vermelde bedrag te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het in het arrest genoemde aantal dagen hechtenis.
2.3
De klacht slaagt. De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof vernietigen voor zover daarbij vervangende hechtenis is toegepast, overeenkomstig hetgeen is beslist in HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914.
2.4
De Hoge Raad heeft ook de verder in het cassatiemiddel aangevoerde klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Opmerking naar aanleiding van het verweerschrift van de benadeelde partij

Omdat de schriftuur van de benadeelde partij op grond van artikel 437 lid 3 Wetboek van Strafvordering alleen een ‘rechtspunt’ mag betreffen dat de civiele vordering raakt, is in een cassatieprocedure als de onderhavige niet voorzien in een veroordeling van de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in die aanleg heeft gemaakt, zoals gevorderd in het verweerschrift van de benadeelde partij.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer vervangende hechtenis is toegepast;
- bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 november 2020.