ECLI:NL:HR:2020:1744

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
19/05972
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over openlijke geweldpleging door beveiliger en vervangende hechtenis bij schadevergoedingsmaatregel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 december 2019. De verdachte, geboren in 1992, was betrokken bij een zaak van openlijke geweldpleging, gepleegd door een beveiliger in een feesttent. De verdediging voerde aan dat de beveiliger handelde in overeenstemming met zijn professionele opleiding en dat er sprake was van noodweer. De Hoge Raad verwierp deze middelen, waarbij werd opgemerkt dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. Dit was gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat de Hoge Raad niet verplicht is om te motiveren waarom hij tot zijn oordeel is gekomen als het niet nodig is voor de ontwikkeling van het recht.

Daarnaast werd er een tweede cassatiemiddel beoordeeld dat betrekking had op de vervangende hechtenis die was opgelegd bij de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad oordeelde dat het hof de verdachte de verplichting had opgelegd om een schadevergoeding te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling. De Hoge Raad oordeelde dat dit cassatiemiddel slaagde en vernietigde de uitspraak van het hof voor zover het ging om de vervangende hechtenis. De Hoge Raad bepaalde dat in plaats van vervangende hechtenis, gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, zoals ook was beslist in een eerdere uitspraak (ECLI:NL:HR:2020:914).

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/05972
Datum10 november 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 december 2019, nummer 21/004666-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer vervangende hechtenis is toegepast, tot bepaling dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over de vervangende hechtenis bij de opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
3.2
Het hof heeft de verdachte de verplichting opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer het in het arrest vermelde bedrag te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het in het arrest genoemde aantal dagen hechtenis.
3.3
Het cassatiemiddel slaagt. De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof vernietigen voor zover daarbij vervangende hechtenis is toegepast, overeenkomstig hetgeen is beslist in HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer vervangende hechtenis is toegepast;
- bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 november 2020.