Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
10 november 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 9 mei 2019. De verdachte, geboren in 1974, was in hoger beroep veroordeeld voor oplichting, meermalen gepleegd, gewoontewitwassen en verduistering. De advocaat van de verdachte, B. Kizilocak, heeft cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het betreft de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel waarbij vervangende hechtenis is opgelegd. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Dit betekent dat de Hoge Raad niet verder hoeft te motiveren waarom de klachten niet gegrond zijn.
De Hoge Raad heeft echter ambtshalve de uitspraak van het hof vernietigd voor zover vervangende hechtenis is toegepast. Dit is in lijn met eerdere beslissingen van de Hoge Raad, waaronder ECLI:NL:HR:2020:914. De Hoge Raad heeft bepaald dat in plaats van vervangende hechtenis, gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, conform artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte voor het overige verworpen, wat betekent dat de andere onderdelen van de uitspraak van het hof in stand blijven.