Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
5.Beslissing
10 november 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1998, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof van 25 maart 2019. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging. Dit was het gevolg van een geconstateerde inbreuk op het recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht, zoals gegarandeerd door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat de klacht over de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel slaagde. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof voor zover deze betrekking had op de vervangende hechtenis en bepaalde dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van negen maanden naar acht maanden en twee weken. De overige onderdelen van het beroep werden verworpen.