ECLI:NL:HR:2020:1735

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
19/04051
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over voorlopige getuigenverhoor in auteursrechtelijke zaak met betrekking tot proceskosten

In deze zaak heeft eiseres, handelend onder de naam [A], beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof van 11 juni 2019. De Hoge Raad heeft de klachten van eiseres over het arrest beoordeeld, waarbij het ging om een voorlopig getuigenverhoor in hoger beroep in een zaak over auteursrecht op foto's. Eiseres heeft geklaagd over de schending van artikel 155 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en over de toepassing van artikel 21 Rv, dat betrekking heeft op de waarheidsplicht. Daarnaast heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de begroting van de proceskosten op basis van artikel 1019h Rv. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van eiseres niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Wat betreft de proceskosten heeft verweerder, handelend onder de naam [C], aanspraak gemaakt op vergoeding van zijn kosten, die hij heeft begroot op € 17.649,60. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en betoogd dat de zaak als eenvoudig moet worden aangemerkt volgens de Indicatietarieven in IE-zaken Hoge Raad 2017. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de zaak inderdaad als eenvoudig moet worden aangemerkt en dat verweerder recht heeft op een vergoeding van maximaal € 10.000,--, met mogelijke verhogingen voor dupliek en een Borgersbrief. De Hoge Raad heeft uiteindelijk een vergoeding van € 7.500,-- vastgesteld als redelijk en evenredig, gezien de aard van de zaak en de werkzaamheden van de advocaten.

De Hoge Raad heeft het beroep van eiseres verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op € 407,34 aan verschotten en € 7.500,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/04051
Datum6 november 2020
ARREST
In de zaak van
[eiseres], tevens handelend onder de naam [A],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
hierna: [eiseres],
advocaat: N.C. van Steijn,
tegen
[verweerder], tevens handelend onder de naam [C],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
advocaat: A.M. van Aerde.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak 224676/ 11-1663 van de kantonrechter te Terneuzen van 1 augustus 2012 en van 21 november 2012;
de arresten in de zaak 200.121.783/02 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 augustus 2018 en 11 juni 2019.
[eiseres] heeft tegen het arrest van het hof van 11 juni 2019 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor [verweerder] mede door N.M. Bilderbeek.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten in cassatie

3.1
[verweerder] maakt aanspraak op vergoeding van zijn kosten met toepassing van art. 1019h Rv. Hij heeft die kosten begroot op € 17.649,60. [eiseres] maakt daartegen bezwaar op de grond dat de zaak zeer eenvoudig tot eenvoudig van aard is in de zin van de Indicatietarieven in IE-zaken Hoge Raad 2017, en dat zowel het aantal geschreven uren als de gehanteerde uurtarieven niet redelijk en niet evenredig zijn. In dat verband wijst [eiseres] erop dat zowel een ervaren cassatieadvocaat, als een advocaat-stagiair aan de zaak heeft gewerkt en dat het er, gelet op het aantal uren dat door laatstgenoemde is geschreven en bij gebreke van verdere toelichting, voor moet worden gehouden dat sprake is geweest van overlappende werkzaamheden of werkzaamheden in het kader van opleiding. Zij verzoekt concreet om alleen de door mr. Van Aerde gemaakte uren in aanmerking te nemen.
3.2
De Hoge Raad is van oordeel dat deze zaak moet worden aangemerkt als een eenvoudige zaak in de zin van de Indicatietarieven in IE-zaken Hoge Raad 2017. In die categorie kan de verweerder aanspraak maken op maximaal € 10.000,--, in voorkomend geval verhoogd met € 3.000,-- voor dupliek en € 2.000,-- voor een Borgersbrief. Het bedrag waarop [verweerder] aanspraak maakt, omvat mede € 3.000,-- voor conclusie van dupliek, ingeval deze zal worden genomen. Nu wel een conclusie van dupliek is genomen, maar deze slechts een halve bladzijde beslaat en uitsluitend de proceskosten betreft, zal daarvoor geen vergoeding worden toegekend. De overige kosten (€ 14.649,60) acht de Hoge Raad niet redelijk en evenredig. [1] De reden daarvoor is niet dat met meer dan een advocaat aan de zaak is gewerkt, maar wel dat in cassatie nog slechts twee processuele kwesties aan de orde waren en dat, gelet op het aantal uren dat door de advocaten is geschreven, enige overlap tussen de verrichte werkzaamheden aannemelijk is. De Hoge Raad acht een vergoeding ter hoogte van driekwart van het maximumtarief voor een eenvoudige zaak, derhalve € 7.500,--, redelijk en evenredig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 407,34 aan verschotten en € 7.500,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseres] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
6 november 2020.

Voetnoten

1.Vgl. onder meer HR 18 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:721, rov. 3.3.10.