ECLI:NL:HR:2020:1731

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
19/02900
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over openlijke geweldpleging en toepassing van vervangende hechtenis bij schadevergoedingsmaatregel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1997, was in hoger beroep veroordeeld voor openlijke geweldpleging. Het cassatieberoep werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat N. Roos. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover vervangende hechtenis was toegepast bij de schadevergoedingsmaatregelen. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft daarbij opgemerkt dat het gebruik van ambtshalve cassatie in gevallen waarin artikel 80a RO kan worden toegepast, niet snel aan de orde is. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02900
Datum3 november 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 6 juni 2019, nummer 22-003677-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. Roos, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregelen vervangende hechtenis is toegepast en dat de Hoge Raad bepaalt dat telkens gijzeling van gelijke duur zal worden toegepast.
De raadsvrouw van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (hierna: RO)).
2.2
Naar aanleiding van het gestelde in de conclusie van de advocaat-generaal verdient daarbij opmerking dat de Hoge Raad – mede in aanmerking genomen dat het gebruik van het bijzondere instrument van de ambtshalve cassatie in gevallen waarin artikel 80a RO kan worden toegepast, niet snel aan de orde is (vgl. HR 11 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0146, rechtsoverweging 2.7.1 en 2.7.2) – geen reden ziet terug te komen op zijn beslissing van HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914 om geen gebruik te maken van zijn bevoegdheid tot ambtshalve cassatie in zaken waarin vervangende hechtenis is verbonden aan een opgelegde schadevergoedingsmaatregel, maar het cassatieberoep met toepassing van artikel 80a RO niet-ontvankelijk is.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 november 2020.