Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
5.Beslissing
3 november 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de onttrekking aan het verkeer van een aardappelschilmes dat in beslag was genomen in het kader van een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1979. Het hof had eerder besloten dat het aardappelschilmes aan het verkeer onttrokken moest worden, omdat het gebruikt was bij het bewezenverklaarde feit. De Hoge Raad oordeelde echter dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep niet kon worden afgeleid dat het bewezenverklaarde feit met behulp van het aardappelschilmes was begaan. Daarom gelastte de Hoge Raad de teruggave van het voorwerp aan de verdachte.
Daarnaast oordeelde de Hoge Raad ambtshalve over de verplichtingen die het hof aan de verdachte had opgelegd met betrekking tot schadevergoedingsmaatregelen. Het hof had de verdachte verplicht om aan de Staat bedragen te betalen ten behoeve van slachtoffers, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling. De Hoge Raad vernietigde deze beslissing voor zover het de toepassing van vervangende hechtenis betrof en bepaalde dat in plaats daarvan gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de onttrekking aan het verkeer en de toepassing van vervangende hechtenis in het kader van schadevergoedingsmaatregelen.