Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
's-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
3 november 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 10 mei 2019 werd uitgesproken. De verdachte, geboren in 1979, was aangeklaagd voor bedreiging met zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zoals vastgelegd in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat van de verdachte, A.P. Visser, heeft cassatiemiddelen ingediend, die aan het arrest zijn gehecht.
De advocaat-generaal, D.J.C. Aben, heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 3 november 2020 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren J.C.A.M. Claassens en M. Kuijer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.