ECLI:NL:HR:2020:1702
Hoge Raad
- Cassatie
- M.E. van Hilten
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van V.O.F. [X] tegen de Staatssecretaris van Financiën inzake uitspraak Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft V.O.F. [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 4 september 2019, nr. AWB 18/1936. Dit beroep betreft een verzet van belanghebbende tegen de eerdere uitspraak van de Rechtbank. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld, beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. Het is niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist dat er antwoord wordt gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 30 oktober 2020.