ECLI:NL:HR:2020:1692

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
19/03898
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepteelt door woning beschikbaar te stellen aan anderen voor telen van hennepplanten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1944, werd beschuldigd van medeplichtigheid aan hennepteelt door haar woning beschikbaar te stellen voor het telen van hennepplanten. Het hof had vastgesteld dat de verdachte de enige bewoner was van de woning waar een hennepkwekerij was aangetroffen. De kwekerij was ongeveer 14 maanden operationeel en er waren duidelijke aanwijzingen dat de verdachte op de hoogte was van de activiteiten in haar woning, waaronder de waarneming van hennepgeur en zichtbare afvoerpijpen. Ondanks haar ontkenning dat zij iets wist van de hennepkwekerij, oordeelde het hof dat zij opzettelijk gelegenheid had geboden voor de exploitatie van de kwekerij. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat de bewijsvoering toereikend was. Het cassatiemiddel werd verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het hof in stand bleef.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/03898
Datum27 oktober 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 augustus 2019, nummer 21/003694-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1944,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M. Berndsen, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel komt op tegen het oordeel van het hof dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het telen van hennep.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
“een of meer onbekend gebleven personen en/of [betrokkene 1] omstreeks 26 februari 2014 te [plaats], met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld (in een pand aan de [a-straat 1] te [plaats]) een hoeveelheid van 175 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 26 februari 2014 te [plaats], opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven personen/personen en/of die [betrokkene 1] voornoemd pand voor het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal, OPS- dossiernummer 2014010092 en 2016036821 (blz. 1 e.v.) - gesloten op 26 april 2017, door [verbalisant 1], hoofdagent van politie, houdende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:
Op 7 februari 2014 is er bij de Politie Flevoland een melding binnen gekomen. In die melding stond “Hennepplantage op het adres [a-straat 1] te [plaats]. Er woont een oudere dame op dit adres, maar de planten zijn van [betrokkene 1].”
Uit een warmtemeting op 24 februari 2014 bleek dat er sprake was van een verdenking vervaardigen softdrugs op de locatie [a-straat 1] te [plaats].
2. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij met bijlagen (foto’s) - als bijlage gevoegd bij OPS-dossiernummer 2014010092 en 2016036821 (blz. 15 e.v.) - gesloten op 26 februari 2014, proces- verbaalnummer 2014010092, door [verbalisant 2], hoofdagent van politie, houdende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:
Op 26 februari 2014 stelde ik een onderzoek in op het adres [a-straat 1] te [plaats] vanwege een verdenking van de Opiumwet. Op genoemd adres staat ingeschreven [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1944.
In voormelde woning werd ter opsporing en inbeslagneming op grond van artikel 9, lid 1 onder b, van de Opiumwet en artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering binnengetreden krachtens een op 26 februari 2014 afgegeven machtiging van de hulpofficier van justitie N. Knoop, inspecteur van politie.
Na het binnentreden zag ik het volgende: Ik zag dat de woning bewoond werd. Ik zag dat de begane grond van de woning geen bijzonderheden voor wat betreft het telen van hennep vertoonde. Middels een trap in de gang van de woning bereikte ik de overloop van de eerste en tevens bovenste verdieping. Ik zag hier een deur naar een ruimte en een open ruimte wat dienstdeed als washok. In dit washok zag ik een dikke luchtslang uit de muur uit de kamer ernaast komen. Ik zag dat deze luchtslang eindigde in dit washok en ik voelde en hoorde dat hierin warme lucht werd uitgeblazen. Ik zag dat het raam van dit washok was geblindeerd met houten platen. Ik zag dat er op het behang aan de muren in dit washok schimmelvorming was ontstaan. Schimmelvorming ontstaat na lange tijd en wordt bevorderd door de warme en vochtige luchtstroom afkomstig uit de luchtslang. Ik rook in dit washok een hennepgeur, kennelijk afkomstig van de lucht uit de luchtslang. Achter de deur was een kamer aanwezig met in deze kamer een met houten en gipsen platen opgebouwde ruimte. In deze ruimte zag ik een schakelbord aan het kweekhok hangen. Ik zag dat er aan dit bord 13 Voorschakelaars hingen. Ook hing er een tijdschakelaar aan dit bord. Op de grond voor dit bord zag ik een mobiele airco-unit staan. Op de grond lagen 2 verlichtings-armaturen. Ook lagen er droognetten, bestemd om gerooide hennep te drogen. In deze droognetten lag een knipschaar. Aan deze knipschaar zaten hennepresten. Ook in de droognetten zaten hennepresten. Er stond een waterton met daarin een dompelpomp. Ook stonden er diverse gebruikte en volle jerrycans en flessen met groeimiddelen en insecticiden. Er hing een temperatuurventilatieregelaar. Er hing aan de kweekruimte een luchtslang gekoppeld aan een ventilator. In de ruimte stonden meerdere materialen voor de bouw van kweekruimtes. Er lag een PVC-buis met productiedatum “25-03-12”. Op de gebouwde kweekruimte lagen twee slakkenhuisventilatoren.
In de kweekruimte stonden 175 hennepplanten. Ik zag dat de planten werden gekweekt in een grote bak met verrijkte aarde. Ik zag dat de planten van vloeistof werden voorzien door een irrigatiesysteem. Ik zag dat er 12 lampen en 13 armaturen hingen. Ik zag dat één van de lampen een productiedatum had van juli 2010 (code oG). In de kweekruimte hingen twee koolstoffilters. Ik zag dat deze koolstoffilters sterk vervuild waren. In de kweekruimte hing een ventilator. Ik zag dat de bladen van deze ventilator vervuild waren met stof. Ik zag in de ruimte een thermo-hygrometer hangen. Ook hing er een temperatuurventilatieregelaar. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Ik stelde voor een representatieve bemonstering een aantal hennepplanten veilig. Door een politie-expert is een proces-verbaal opgemaakt omtrent het testen van de aangetroffen hennepplanten.
3. een foto van de afvoerpijpen op de bovenverdieping van de woning van verdachte - als bijlage gevoegd bij OPS-dossiernummer 2014010092 en 2016036821 (blz. 33) - door het hof te bezigen als een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering:
[afbeelding foto]
4. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van bevindingen - als bijlage gevoegd bij OPS-dossiernummer 2014010092 en 2016036821 (blz. 35) - gesloten op 26 februari 2014, proces-verbaalnummer PL2542-2014010092-7, door [verbalisant 3], surveillant van politie, houdende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:
Op 26 februari 2014 werd door mij een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid plantendelen die inbeslaggenomen waren tijdens een onderzoek ingevolgde de Opiumwet naar aanleiding van het aantreffen van een inwerkingzijnde hennepkwekerij op het adres [a-straat 1] te [plaats].
Uit de aangeboden hoeveelheid plantenmateriaal werd door mij een representatief monster genomen. Dit monster werd door mij getest conform het gestelde in de “Forensisch technische norm 120.02”, waarbij door mij gebruik werd gemaakt van een cannabis test van het merk MMC International, expiratiedatum december 2016.
Ik zag dat de test een duidelijke positieve kleurreactie gaf indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish. Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
5. een aangifte opgemaakt door [betrokkene 2] namens Liander B.V. - als bijlage gevoegd bij OPS-dossiernummer 2014010092 en 2016036821 (blz. 39 e.v.) - door het hof te bezigen als een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering, inhoudende:
Pleegplaats [plaats], adres [a-straat 1].
Fraudespecialist (M08) en [betrokkene 3] van de politie Flevoland hebben aan de hand van indicatoren vastgesteld dat er sprake is geweest van meerdere oogsten in de periode van december 2012 tot 26 februari 2014.
6. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van bevindingen - als bijlage gevoegd bij OPS-dossiernummer 2014010092 en 2016036821 (blz. 37 e.v.) - gesloten op 4 april 2014, proces-verbaalnummer PL2542-2014010092-14, door [verbalisant 2], hoofdagent van politie, en [verbalisant 4], aspirant van politie, houdende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisanten of één hunner:
Op 26 februari 2014 bevonden wij ons op de [a-straat 1] te [plaats]. In de woning troffen wij een inwerking zijnde hennepkwekerij aan. Tijdens het onderzoek in deze woning kwam er op straat een vrouw aangelopen. Wij zagen dat deze vrouw min of meer werd meegetrokken door een andere vrouw. Wij kregen sterk de indruk dat de vrouw met tegenzin naar de woning, waar wij ons bevonden, liep.
Ik, [verbalisant 2], stelde mij voor aan deze vrouw en legitimeerde mij. De vrouw antwoordde mij direct dat zij niets wist van wat er boven in haar woning plaatsvond. Ik had op dat moment verder nog niets tegen deze vrouw gezegd. Deze vrouw bleek de bewoonster van de [a-straat 1] en na legitimatie bleek zij te zijn [verdachte].
Wij deelden [verdachte] mede dat er in haar woning een in werking zijnde hennepkwekerij was aangetroffen.
Ik, [verbalisant 2], deelde [verdachte] de cautie mede. Wij hoorden [verdachte] zeggen dat zij van niets wist en dat zij nooit boven kwam. Wij zagen dat zij zeer zenuwachtig was. Wij hadden geconstateerd dat er op de overloop op de eerste verdieping een wasmachine stond. Wij confronteerden [verdachte] hiermee en zij verklaarde alleen boven te komen om de was te doen.
Ik, [verbalisant 2], vroeg [verdachte] wie er dan wel boven in haar woning kwam. [verdachte] gaf aan dat dit de zoon van [betrokkene 4] was. Ons is ambtshalve bekend dat de zoon van [betrokkene 4] [betrokkene 1] is.”
2.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Verdachte heeft bij haar verhoor door de politie verklaard dan zij alleen in de woning woont, dat zij beneden woont en slaapt en dat zij één keer in de twee maanden boven komt om de was te doen maar dat zij lang niet boven is geweest. De was die boven hing was van haar geruime tijd geleden overleden dochter. Dit laatste acht het hof ongeloofwaardig.
De hennepkwekerij is ongeveer 14 maanden in bedrijf geweest en het hof acht het niet aannemelijk dat verdachte in die periode nimmer iets geroken zou hebben. Daarnaast is zij in die periode een aantal keren op de bovenverdieping van haar woning geweest en, gelet op de foto in het dossier, moet zij de afvoerpijpen (voor de lucht uit de kweekruimte) hebben gezien. Nu verdachte niet heeft ingegrepen heeft zij opzettelijk gelegenheid geboden dat er in haar huis een hennepkwekerij werd geëxploiteerd.
Bij dit al betrekt het hof dat verdachte, nadat één van de verbalisanten zich legitimeerde en nog voordat hij iets tegen haar zei, zij dadelijk heeft verklaard dat zij niets wist van wat er boven in haar woning plaatsvond.”
2.3
Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte stond ingeschreven op het adres en de enige bewoner was van de woning waarin op de bovenverdieping een inwerking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Het hof heeft verder onder meer vastgesteld dat de hennepkwekerij ongeveer 14 maanden in bedrijf is geweest, dat op de bovenverdieping afvoerpijpen (voor de lucht uit de kweekruimtes) zichtbaar waren, dat door de politie bij het onderzoek in de woning een hennepgeur is waargenomen die kennelijk afkomstig was uit de luchtslang die uitkwam in de open ruimte op de bovenverdieping die dienst deed als washok en dat de verdachte in die periode van 14 maanden een aantal keren op de bovenverdieping van haar woning is geweest. Het hof heeft op grond hiervan bewezenverklaard dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het telen van hennep. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.
2.4
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 oktober 2020.