Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
27 oktober 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 mei 2019. De verdachte, geboren in 1953, was in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestig maanden en was verplicht om schadevergoedingen te betalen aan slachtoffers. Bij gebreke van betaling was vervangende hechtenis opgelegd. De advocaat van de verdachte, A.C. Huisman, heeft cassatiemiddelen ingediend, waarbij de advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, specifiek met betrekking tot de vervangende hechtenis en de hoogte van de gevangenisstraf.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof ten onrechte vervangende hechtenis heeft toegepast in plaats van gijzeling. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover het betreft de schadevergoedingsmaatregelen en heeft bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. Daarnaast heeft de Hoge Raad de opgelegde gevangenisstraf verminderd van zestig naar negen en vijftig maanden. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak om bij schadevergoedingsmaatregelen de juiste juridische instrumenten toe te passen en bevestigt de mogelijkheid van gijzeling in plaats van vervangende hechtenis. De beslissing van de Hoge Raad biedt duidelijkheid over de toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering in vergelijkbare zaken.