ECLI:NL:HR:2020:1652
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Gelderland inzake belasting van personenauto's en motorrijwielen
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 10 september 2019, nrs. AWB 18/5574 en AWB 18/5577. De zaak betreft een verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank over door hem op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto's en motorrijwielen. De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft het middel dat door belanghebbende is voorgesteld beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling is dat het middel niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien het bij de beoordeling van het middel niet nodig is om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2020.