ECLI:NL:HR:2020:1647

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
16 oktober 2020
Zaaknummer
18/05437
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende woningoverval op hoogbejaarde broers met diefstal en zware mishandeling

In deze zaak gaat het om een gewapende woningoverval op twee hoogbejaarde broers in Wijhe in 2014. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van diefstal met geweld en medeplegen van (poging tot) zware mishandeling. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep van de verdachte, die door zijn advocaat A.A. Franken is ingesteld. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend ten aanzien van de strafoplegging en de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging, maar dat het derde cassatiemiddel gegrond is. De redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het EVRM is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zes jaren en negen maanden. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof voor zover vervangende hechtenis is toegepast en vermindert de gevangenisstraf tot zes jaren en vijf maanden. Tevens wordt bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast in plaats van vervangende hechtenis.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/05437
Datum16 oktober 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 december 2018, nummer 21-003750-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend ten aanzien van de strafoplegging en voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel vervangende hechtenis is toegepast, tot zodanige vermindering van de opgelegde straf naar de gebruikelijke maatstaf en tot bepaling dat ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel met toepassing van artikel 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de - ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde - opgelegde gevangenisstraf van zes jaren en negen maanden.

4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

4.1
Het hof heeft de verdachte de verplichtingen opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van de in het arrest genoemde slachtoffers de in het arrest vermelde bedragen te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het in het arrest telkens genoemde aantal dagen hechtenis.
4.2
De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof ambtshalve vernietigen voor zover daarbij telkens vervangende hechtenis is toegepast, overeenkomstig hetgeen is beslist in HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de in het arrest genoemde slachtoffers telkens vervangende hechtenis is toegepast en wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de in het arrest genoemde slachtoffers met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering telkens gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast;
- vermindert ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze zes jaren en vijf maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 oktober 2020.