ECLI:NL:HR:2020:1645

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
19/05005
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging niet-ontvankelijkverklaring verdachte in hoger beroep na veroordeling t.z.v. mishandeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg bij verstek veroordeeld tot een geldboete van € 500, subsidiair tien dagen hechtenis, wegens mishandeling. Tegen deze veroordeling heeft de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de verdachte echter niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat er geen schriftuur houdende grieven was ingediend door of namens de verdachte. De verdachte had wel een e-mail gestuurd waarin hij aangaf in hoger beroep te willen gaan, maar het hof oordeelde dat deze e-mail niet als een geldige appelschriftuur kon worden aangemerkt.

De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat het oordeel van het hof niet zonder meer begrijpelijk was. De Hoge Raad oordeelde dat de e-mail van de verdachte, die aan de appelakte was gehecht, voldoende was om te concluderen dat de verdachte wel degelijk een poging had gedaan om in hoger beroep te gaan. Daarom heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de toegang tot hoger beroep en de noodzaak voor de rechterlijke macht om zorgvuldig om te gaan met de communicatie van verdachten, vooral in situaties waarin zij mogelijk niet goed op de hoogte zijn van de juridische vereisten voor het indienen van grieven.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/05005
Datum27 oktober 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 31 oktober 2019, nummer 23-000161-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft H. Bakker, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel keert zich tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte door het hof.
2.2
De verdachte is in eerste aanleg bij verstek veroordeeld tot een geldboete van € 500, subsidiair tien dagen hechtenis, ter zake van “mishandeling”. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
2.3.1
Het hof heeft de verdachte - bij verstek - niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en heeft daartoe overwogen:
“Door of namens de verdachte is geen schriftuur houdende grieven ingediend. Evenmin zijn mondeling bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Ook overigens is niet gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak. Om die reden wordt de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.”
2.3.2
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich een e-mail van de verdachte, gehecht aan de ‘Akte instellen hoger beroep’ en op 10 januari 2019 ingekomen bij de griffie van de rechtbank Amsterdam, sectie strafzaken. Deze e-mail houdt het volgende in:
“Met parketnummer 13-148469-16 met mijn eigen naam [verdachte] zou ik in hoger beroep willen gaan en de tegenpartij werkte toevallig voor [A] dat u dit niet verwart met ams in uw email adres. Ik heb dus geen probleem met de rechtbank. Deze zaak zit vol en en vol met tegenstrijdigheden terwijl het ook niet de grootste zaak is. Ik ben geslagen en ik hoefde geen aangifte te doen. Het was wel goed zo vonden ze. De tegenpartij was geen frisse mens van aard die zit te bedreigen en te vloeken en mensen tot het uiterste jaagt en ook nog eens gelijk krijgt. Ik zou u als griffiemedewerker willen machtigen om voor mij in hoger beroep te gaan. Alvast bedankt en ik heb ook geen problemen met de politie. Misschien hebben zij problemen met mij. Terwijl ik de vorige zin schrijf gaan de sirenes van den politie af. Zal wel toeval zijn. Daar moet ik dan maar mee zien te leven. Hopelijk u voldoende te hebben geinformeerd. Tot ziens.”
2.4
Gelet op het voorgaande is het oordeel van het hof dat door of namens de verdachte geen schriftuur houdende grieven is ingediend en dat de verdachte mede daarom op de voet van artikel 416 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, niet zonder meer begrijpelijk.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 oktober 2020.