In deze zaak hebben de eisers, [eiser 1] en [eiseres 2] B.V. in liquidatie, beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit arrest volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De eisers stelden dat het echtscheidingsconvenant vernietigd diende te worden wegens bedrog, met betrekking tot de waarde van aandelen in een windmolenproject. De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel was genomen, aangezien de vragen die door de eisers werden opgeworpen niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft het beroep van de eisers verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien de eisers deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldoen. Dit arrest is gewezen op 16 oktober 2020 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.