Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
5.Beslissing
13 oktober 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte was betrokken bij een poging tot zware mishandeling, waarbij de vraag centraal stond of het hof onjuist had gehandeld bij de strafmotivering. De Hoge Raad oordeelde dat het hof de LOVS-oriëntatiepunten niet correct had geïnterpreteerd door bij de strafbepaling uit te gaan van zeer zwaar lichamelijk letsel. Dit leidde tot de vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf en de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, met name met betrekking tot de hoogte van de straf en de toepassing van vervangende hechtenis. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging, behalve in het geval van de vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft de opgelegde gevangenisstraf verminderd van twintig maanden naar negentien maanden en bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast in plaats van vervangende hechtenis. De uitspraak van het hof werd ambtshalve vernietigd voor zover deze betrekking had op de vervangende hechtenis, in overeenstemming met eerdere beslissingen van de Hoge Raad.