ECLI:NL:HR:2020:1610

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
18/05579
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen van zware mishandeling en de toepassing van vervangende hechtenis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte was betrokken bij een poging tot zware mishandeling, waarbij de vraag centraal stond of het hof onjuist had gehandeld bij de strafmotivering. De Hoge Raad oordeelde dat het hof de LOVS-oriëntatiepunten niet correct had geïnterpreteerd door bij de strafbepaling uit te gaan van zeer zwaar lichamelijk letsel. Dit leidde tot de vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf en de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, met name met betrekking tot de hoogte van de straf en de toepassing van vervangende hechtenis. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging, behalve in het geval van de vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft de opgelegde gevangenisstraf verminderd van twintig maanden naar negentien maanden en bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast in plaats van vervangende hechtenis. De uitspraak van het hof werd ambtshalve vernietigd voor zover deze betrekking had op de vervangende hechtenis, in overeenstemming met eerdere beslissingen van de Hoge Raad.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/05579
Datum13 oktober 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 december 2018, nummer 23/000851-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R. van Leusden, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde straf en voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de in het arrest genoemde slachtoffers vervangende hechtenis is toegepast, respectievelijk tot zodanige vermindering van de opgelegde straf naar de gebruikelijke maatstaf en tot bepaling dat ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de slachtoffers met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twintig maanden.

4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

4.1
Het hof heeft de verdachte de verplichtingen opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van de in het arrest genoemde slachtoffers de in het arrest vermelde bedragen te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het in het arrest telkens genoemde aantal dagen hechtenis.
4.2
De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof ambtshalve vernietigen voor zover daarbij telkens vervangende hechtenis is toegepast, overeenkomstig hetgeen is beslist in HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de in het arrest genoemde slachtoffers telkens vervangende hechtenis is toegepast;
- vermindert de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze negentien maanden beloopt;
- bepaalt dat ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de in het arrest genoemde slachtoffers met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering telkens gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 oktober 2020.