ECLI:NL:HR:2020:1605

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
11 oktober 2020
Zaaknummer
19/05287
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van een arrest wegens nietigheid van het proces-verbaal in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verdachte die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak. De advocaat van de verdachte, P. van de Kerkhof, heeft cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof.

De Hoge Raad heeft zich in deze zaak gericht op de geldigheid van het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 17 maart 2015. Het cassatiemiddel klaagde dat dit proces-verbaal niet overeenkomstig artikel 327 van het Wetboek van Strafvordering was vastgesteld en ondertekend. De Hoge Raad oordeelde dat het proces-verbaal niet door een van de rechters of de griffier was vastgesteld en ondertekend, wat in strijd is met de wettelijke vereisten. De enkele omstandigheid dat de betrokken raadsheren en griffier niet meer werkzaam waren bij het hof, was niet voldoende om het verzuim te rechtvaardigen.

De Hoge Raad heeft daarom het cassatiemiddel gegrond verklaard, de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van de juiste procedurele waarborgen in het strafproces en de noodzaak dat proces-verbaal correct wordt vastgesteld en ondertekend, om de rechtszekerheid te waarborgen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/05287
Datum13 oktober 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 maart 2015, nummer 20-001667-14, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 17 maart 2015 niet overeenkomstig artikel 327 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is vastgesteld en ondertekend.
2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 17 maart 2015 houdt onder meer in:
“Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is vastgesteld aan de hand van de zittingsnotities van de griffier en voor gezien en akkoord is ondertekend door mr. Frielink, teamvoorzitter en raadsheer bij dit hof, aangezien geen van de hiervoor genoemde raadsheren en griffier nog werkzaam is bij dit hof en het proces-verbaal derhalve niet meer overeenkomstig art. 327 Sv kan worden vastgesteld en ondertekend.”
2.3
Artikel 327 Sv, dat op grond van artikel 415 lid 1 Sv ook in hoger beroep van toepassing is, luidt:
“Het proces-verbaal wordt door den voorzitter of door een der rechters, die over de zaak heeft geoordeeld, en den griffier vastgesteld en zoo spoedig mogelijk na de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting en in elk geval binnen den in het eerste lid van artikel 365 vermelden termijn onderteekend. Voor zoover de griffier tot een en ander buiten staat is, geschiedt dit zonder zijne medewerking en wordt van zijne verhindering aan het slot van het proces-verbaal melding gemaakt.”
2.4
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 17 maart 2015 is niet door een van de rechters, noch door de griffier vastgesteld en ondertekend overeenkomstig artikel 327 Sv. De enkele daarvoor onderaan het proces-verbaal vermelde grond dat de betrokken raadsheren en de griffier niet meer werkzaam zijn bij het hof, vormt niet een zodanig bijzondere omstandigheid dat het aan zo’n verzuim te verbinden gevolg van nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak achterwege kan blijven. Het cassatiemiddel slaagt daarom.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het tweede cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 oktober 2020.