ECLI:NL:HR:2020:1580
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- M.E. van Hilten
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Herziening van navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Hoge Raad der Nederlanden op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door [X] te [Z], hierna aangeduid als belanghebbende. Het verzoek betrof de herziening van het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 2020, nummer 19/05244, ECLI:NL:HR:2020:457. Dit eerdere arrest had betrekking op de aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2010 en 2011, alsook de aanslagen voor de jaren 2012 en 2013, inclusief de daarbij gegeven boetebeschikkingen en beschikkingen inzake heffings- en belastingrente.
De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening beoordeeld en de procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Na zorgvuldige overweging is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het verzoek tot herziening duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het verzoek zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is gewezen door vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.