Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
6 oktober 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 25 september 2019. De verdachte, geboren in 1986, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaten S.A.H. Vromen en J.S. Nan hebben namens de verdachte een cassatiemiddel voorgesteld. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het betreft de schadevergoedingsmaatregelen waarbij vervangende hechtenis was toegepast. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en vastgesteld dat het slaagt. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof voor zover daarbij vervangende hechtenis is toegepast en bepaalt dat in plaats daarvan gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, conform artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige. Deze uitspraak is van belang voor de toepassing van vervangende hechtenis in combinatie met schadevergoedingsmaatregelen.