Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
29 september 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 september 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 februari 2018. De verdachte, geboren in 1982, was betrokken bij een coffeeshop die zich niet aan de gedoogvoorwaarden hield. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat J.C. Reisinger. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging, vanwege een inbreuk op het recht op een redelijke termijn van berechting zoals gegarandeerd door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak, met uitzondering van de strafoplegging. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van 240 uren naar 216 uren, met een vervangende hechtenis van 108 dagen. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.