In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat M.J. van Basten Batenburg, cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een vaststellingsovereenkomst en de uitleg daarvan. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de arresten van het hof, die eerder op 25 juli 2017 en 11 september 2018 zijn gewezen. De Hoge Raad heeft de klachten over deze arresten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Het procesverloop omvat ook een schorsing van het geding vanwege het overlijden van de verweerster, die als erfgename van de erflater optreedt. Na hervatting van de procedure heeft de verweerster een schriftelijke toelichting gegeven. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot was om het beroep te verwerpen. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 25 september 2020.