ECLI:NL:HR:2020:1468

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
22 september 2020
Zaaknummer
19/02031
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het recht op verdediging door niet verzenden van afschrift appeldagvaarding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 september 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een veroordeling van de verdachte voor valsheid in geschrift, zoals omschreven in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn raadsman, T. Arkesteijn, een cassatiemiddel heeft ingediend. De advocaat-generaal, D.J.C. Aben, heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er een schending heeft plaatsgevonden van het recht op verdediging van de verdachte. Dit is het gevolg van het niet verzenden van een afschrift van de appeldagvaarding naar de raadsman van de verdachte, wat in strijd is met artikel 51 (oud) van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelt dat deze niet-nakoming van het voorschrift in de weg staat aan een geldige behandeling van de zaak, vooral omdat dit heeft geleid tot een behandeling buiten de tegenwoordigheid van de verdachte en zijn raadsman.

Als gevolg hiervan heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van het waarborgen van de rechten van de verdediging in het strafproces.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02031
Datum22 september 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 10 december 2014, nummer 22/003844-14, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft T. Arkesteijn, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in hoger beroep het voorschrift van artikel 51 (oud) Sv niet is nageleefd, omdat is verzuimd een afschrift van de appeldagvaarding aan de raadsman van de verdachte te zenden.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 september 2020.