ECLI:NL:HR:2020:1463

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
18/02568
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het hof en vermindering van de gevangenisstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 september 2020 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 juni 2018. De verdachte, geboren in 1970, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaten G.A. Jansen en Th.O.M. Dieben, diende cassatiemiddelen in. De advocaat-generaal B.F. Keulen concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld. Het eerste cassatiemiddel, dat betrekking had op de uitspraak van het hof, werd verworpen zonder verdere motivering. Het tweede cassatiemiddel betrof de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM. De Hoge Raad oordeelde dat deze termijn inderdaad was overschreden, aangezien er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf van tien maanden moest worden verminderd.

In de beslissing heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen met betrekking tot de duur van de gevangenisstraf, en deze verminderd tot negen maanden. Het beroep werd voor het overige verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/02568
Datum22 september 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 juni 2018, nummer 23/002909-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben G.A. Jansen en Th.O.M. Dieben, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf in de mate die de Hoge Raad gepast voorkomt, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadslieden van de verdachte hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klacht over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klacht niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klacht is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van tien maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze negen maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 september 2020.