ECLI:NL:HR:2020:146

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 januari 2020
Publicatiedatum
29 januari 2020
Zaaknummer
18/04755
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte en beëindiging wegens dringend eigen gebruik in verband met renovatie

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de beëindiging van een huurcontract voor bedrijfsruimte wegens dringend eigen gebruik in verband met renovatie. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Amsterdam en arresten van het gerechtshof Amsterdam, die de basis vormen voor het cassatieberoep. De advocaat van eiser, M.E.M.G. Peletier, heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent, die tot verwerping van het cassatieberoep strekt. De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 400,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen aan de kosten is voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/04755
Datum31 januari 2020
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: M.E.M.G. Peletier,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
advocaat: R.L.M.M. Tan.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak 4485032 CV EXPL 15-25968 van de kantonrechter te Amsterdam van 14 december 2015 en 22 augustus 2016;
de arresten in de zaak 200.200.402/01 van het gerechtshof Amsterdam van 19 december 2017 en 14 augustus 2018.
[eiser] heeft tegen de arresten van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [eiser] mede door J.B.B. Heinen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van deze arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 400,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren G. Snijders, als voorzitter, T.H. Tanja-van den Broek en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
31 januari 2020.