Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
4.Beslissing
22 september 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 september 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 november 2018. De verdachte, geboren in 1977, was betrokken bij het medeplegen van de uitvoer van hennep, hennepteelt en deelname aan een criminele organisatie die zich richtte op het telen en uitvoeren van grote hoeveelheden hennep. De advocaat van de verdachte, J. Boksem, heeft cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest van het hof, maar enkel ten aanzien van de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, met uitzondering van de duur van de gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van achttien maanden naar zeventien maanden. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.