Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
15 september 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 22 mei 2019 werd gewezen. De verdachte, wiens naam en geboortedatum in het document zijn weggelaten, is beschuldigd van het invoeren en in voorraad hebben van namaakfietsonderdelen die voorzien zijn van bekende wielermerken, in strijd met artikel 337.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging heeft zich beroepen op een strafuitsluitingsgrond, zoals vermeld in artikel 337.2 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij werd gesteld dat de namaakfietsonderdelen louter voor eigen gebruik waren. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat R. van Leusden uit Amsterdam. De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen op 15 september 2020.