ECLI:NL:HR:2020:1422

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 september 2020
Publicatiedatum
13 september 2020
Zaaknummer
19/01487
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging na eerdere veroordeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld ter zake van een feit dat ook in deze procedure aan de orde was, namelijk rijden terwijl de overgifte van het rijbewijs was gevorderd, zoals geregeld in artikel 9.7 van de Wegenverkeerswet 1994. De vraag die centraal stond was of het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging, gezien de eerdere veroordeling van de verdachte voor hetzelfde feit. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend met betrekking tot de beslissingen over de strafoplegging en de vervolging van het feit met parketnummer 01-185846-16. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het hof over de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie niet zonder meer begrijpelijk was, en dat het cassatiemiddel terecht was voorgesteld. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen voor de beslissingen die betrekking hadden op de strafoplegging en de vervolging van het feit, en heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/01487
Datum15 september 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 maart 2019, nummer 20-002717-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft L. Klewer, advocaat te Eindhoven, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij [A] N.V., heeft M.H.D. Saro, advocaat te Leiden, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de verdachte heeft een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-185846-16 onder feit 2 ten laste gelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch ten einde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel dat namens de verdachte is voorgesteld

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het - in de bestreden uitspraak besloten liggende - oordeel van het hof dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-185846-16 onder 2 tenlastegelegde. Het voert daartoe aan dat de verdachte ter zake van hetzelfde feit reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld.
2.2
Op de gronden zoals vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 4 tot en met 9 is het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het hof dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging voor het in het cassatiemiddel bedoelde feit niet zonder meer begrijpelijk. Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.

3.Beoordeling van de schriftuur die namens de benadeelde partij is ingediend

Als cassatierechter onderzoekt de Hoge Raad alleen cassatiemiddelen (klachten) als in de wet bedoeld. Dat geldt ook voor cassatiemiddelen als bedoeld in artikel 437 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. Als zo’n cassatiemiddel kan alleen gelden een stellige en duidelijke klacht over een rechtspunt betreffende haar vordering. De schriftuur voldoet niet aan dit vereiste, zodat deze onbesproken moet blijven.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-185846-16 onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug de zaak naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 september 2020.