ECLI:NL:HR:2020:1417

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
10 september 2020
Zaaknummer
19/02013
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over kansspelbelasting en bewijslast bij vrij dienstenverkeer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de kansspelbelasting. De belanghebbende, een inwoner van Nederland, had deelgenomen aan online pokerspelen via de website PropagandaPoker.com in de periodes maart 2009 tot en met mei 2009 en september 2009. Over de behaalde resultaten had hij kansspelbelasting op aangifte voldaan. De Staatssecretaris van Financiën had echter bezwaar gemaakt tegen deze aangifte, wat leidde tot een hoger beroep bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende, die zich beroept op de vrijheid van dienstenverkeer, de bewijslast draagt om aan te tonen dat de houder van het kansspel op Malta is gevestigd.

De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat het middel van de belanghebbende faalde. De Hoge Raad wees erop dat het niet nodig was om verder in te gaan op vragen die van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de president en vier andere rechters, en werd openbaar uitgesproken op 11 september 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/02013
Datum11 september 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] , Verenigd Koninkrijk (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 maart 2019, nrs. 17/00735, 17/00737 tot en met 17/00740, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 16/7085 tot en met 16/7089) betreffende de door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan kansspelbelasting over de tijdvakken maart 2009 tot en met mei 2009 en september 2009. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 31 december 2019 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie (ECLI:NL:PHR:2019:1380, met gemeenschappelijke bijlage ECLI:NL:PHR:2019:1415).
Zowel de Staatssecretaris als belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1
Belanghebbende woonde gedurende de tijdvakken waarop het geschil betrekking heeft in Nederland. Belanghebbende heeft in de periodes maart 2009 tot en met mei 2009 en september 2009 deelgenomen aan online pokerspelen via de website PropagandaPoker.com (hierna: de spelen). Over de in de betreffende tijdvakken behaalde resultaten is kansspelbelasting op aangifte voldaan.
2.1.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de spelen als een buitenlands kansspel in de zin van artikel 2, lid 3, Wet op de kansspelbelasting moet worden beschouwd.
2.2
Het Hof heeft geoordeeld dat omdat belanghebbende een beroep doet op de vrijheid van dienstenverkeer, op hem de bewijslast rust dat de houder van het kansspel op Malta is gevestigd.
2.3.1
Het hiertegen gerichte middelonderdeel faalt op de gronden die zijn vermeld in onderdeel 3.3 van het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 19/00778 (ECLI:NL:HR:2020:1344), waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.
2.3.2
Het middel voor het overige kan niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk voor het overige niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de vice-president G. de Groot en de raadsheren J.A.C.A. Overgaauw, M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2020.