Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Beoordeling van het eerste middel
4.Beslissing
7 januari 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 januari 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en het verlaten van de plaats van een verkeersongeval, in strijd met artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had op 10 februari 2017 in Utrecht een ongeval veroorzaakt waarbij een persoon op de motorkap van zijn auto terechtkwam. De verdachte reed door terwijl hij slingerende bewegingen maakte, waardoor het slachtoffer van de motorkap viel en op het wegdek terechtkwam. Het Hof had geoordeeld dat er sprake was van een verkeersongeval, wat de verdachte betwistte. Hij stelde dat er slechts sprake kan zijn van een verkeersongeval in de zin van de wet als er een botsing of aanrijding heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad oordeelde dat deze opvatting te beperkt is en bevestigde het oordeel van het Hof. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk was en dat de bewijsvoering voldoende was om de bewezenverklaring te ondersteunen.