ECLI:NL:HR:2020:1366

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
1 september 2020
Zaaknummer
19/01381
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van een arrest wegens niet-nakoming van artikel 48 Sv in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een verdachte die in hoger beroep was gegaan, maar waarbij de raadsman geen afschrift van de appeldagvaarding had ontvangen. Dit is in strijd met artikel 48 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), dat vereist dat een afschrift van de dagvaarding aan de raadsman wordt verzonden. De advocaat-generaal, P.C. Vegter, heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat het afschrift van de dagvaarding daadwerkelijk naar de raadsman is verzonden. De stukken die aan de cassatieschriftuur zijn gehecht, waaronder een stelbrief van de advocaat en een verzendcontrolerapport, wijzen op een succesvolle verzending naar de strafgriffie van het hof, maar er ontbreekt een ontvangstbevestiging van het hof. Dit leidt tot de conclusie dat het hof mogelijk niet op de hoogte was van de stellingen van de raadsman, wat een ernstige schending van de procedurele rechten van de verdachte inhoudt.

Daarom heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de niet-nakoming van artikel 48 Sv in dit geval in de weg staat aan een geldige behandeling van de zaak. De uitspraak van het gerechtshof is vernietigd en de zaak is terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/01381
Datum12 mei 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 13 september 2017, nummer 22/000667-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.M. Lintz, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel bevat de klacht dat artikel 48 Sv in hoger beroep niet is nageleefd aangezien is verzuimd een afschrift van de appeldagvaarding aan de raadsman van de verdachte toe te zenden.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht
en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 mei 2020.