Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
28 januari 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 augustus 2018. De verdachte, geboren in 1981, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaat R. el Bellaj heeft namens de verdachte een cassatiemiddel voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst was dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren V. van den Brink en A.E.M. Röttgering, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.