ECLI:NL:HR:2020:1317

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
24 augustus 2020
Zaaknummer
19/04197
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door wurging in gezamenlijke woning met beroep op opzet en overmacht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1962, was betrokken bij een doodslag door zijn vrouw te wurgen in hun gezamenlijke woning in Zevenbergen in 2016. De verdachte voerde verweer dat er geen sprake was van opzet en deed een beroep op overmacht, omdat hij geen herinnering had aan zijn eigen handelen. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak, behalve voor zover het ging om de schadevergoedingsmaatregel waarbij vervangende hechtenis was opgelegd.

De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verplichting van de verdachte om aan de Staat een bedrag te betalen ten behoeve van het slachtoffer, bij gebreke van betaling, vervangen kan worden door gijzeling van gelijke duur, zoals bepaald in artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover vervangende hechtenis was toegepast, en het beroep voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/04197
Datum25 augustus 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 september 2019, nummer 20/003190-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De schriftuur is schriftelijk toegelicht.
De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer vervangende hechtenis is toegepast, voorts tot bepaling dat met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het middel klaagt dat het hof bij schadevergoedingsmaatregel ten onrechte 101 dagen vervangende hechtenis heeft opgelegd.
3.2
Het hof heeft de verdachte de verplichting opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer het in het arrest vermelde bedrag te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het in het arrest genoemde aantal dagen hechtenis.
3.3
Het middel slaagt. De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof vernietigen voor zover daarbij vervangende hechtenis is toegepast, overeenkomstig hetgeen is beslist in HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer vervangende hechtenis is toegepast;
- bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 augustus 2020.