Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
25 augustus 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1962, was betrokken bij een doodslag door zijn vrouw te wurgen in hun gezamenlijke woning in Zevenbergen in 2016. De verdachte voerde verweer dat er geen sprake was van opzet en deed een beroep op overmacht, omdat hij geen herinnering had aan zijn eigen handelen. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak, behalve voor zover het ging om de schadevergoedingsmaatregel waarbij vervangende hechtenis was opgelegd.
De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verplichting van de verdachte om aan de Staat een bedrag te betalen ten behoeve van het slachtoffer, bij gebreke van betaling, vervangen kan worden door gijzeling van gelijke duur, zoals bepaald in artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover vervangende hechtenis was toegepast, en het beroep voor het overige verworpen.