Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
28 januari 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor poging tot doodslag. De verdachte heeft in een conflict met een mes in de buik en schouder van het slachtoffer gestoken. Tijdens de procedure heeft de advocaat van de verdachte, C.C. Polat, een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat de klachten niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de uitspraak van het hof beoordeeld. Aangezien er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, is de redelijke termijn overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk. De Hoge Raad heeft de gevangenisstraf verminderd naar 29 maanden, met een voorwaardelijk deel van 10 maanden en een proeftijd van twee jaren.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.