ECLI:NL:HR:2020:1287

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
19/03864
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over contractsoverneming en opschortingsrecht in verbintenissenrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Stichting tot Bevordering van Internationaal Onderwijs in Zuidwest Nederland (hierna: ISB) tegen de arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 6 november 2018 en 2 juli 2019. ISB heeft beroep in cassatie ingesteld tegen deze arresten, waarbij de verweerders in cassatie, gezamenlijk aangeduid als [verweerders], een verweerschrift tot verwerping hebben ingediend, dat tevens een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep bevatte. De zaak is behandeld met inachtneming van de schriftelijke conclusies van de Advocaat-Generaal W.L. Valk, die tot verwerping van het principaal cassatieberoep strekte.

De Hoge Raad heeft de klachten van ISB over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad heeft daarbij opgemerkt dat het niet nodig is om te motiveren waarom dit oordeel is genomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het incidentele beroep, dat afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep, behoeft geen verdere behandeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en ISB veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien ISB deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak heeft voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/03864
Datum17 juli 2020
ARREST
In de zaak van
STICHTING TOT BEVORDERING VAN INTERNATIONAAL ONDERWIJS IN ZUIDWEST NEDERLAND,
gevestigd te Breda,
EISERES tot cassatie,
hierna: ISB,
advocaten: M.B.A. Alkema en M. Littooij,
tegen
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk in enkelvoud: [verweerders],
advocaten: A.C. van Schaick en N.E. Groeneveld-Tijssens.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak 4580806 CV EXPL 15-6470 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 januari 2016 en 8 juni 2016;
de arresten in de zaak 200.198.926/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 december 2017, 6 november 2018 en 2 juli 2019.
ISB heeft tegen de arresten van het hof van 6 november 2018 en 2 juli 2019 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend, tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.
De advocaten van ISB hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van de arresten van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt ISB in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien ISB deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
17 juli 2020.